Invloed Brexit op aanpak financiële misdaad
28 November 2019 11:07
De stemming over het wel niet lid blijven van het Verenigd Koninkrijk (VK) in de Europese Unie is pas over enkele dagen (23 juni) en de laatste voorspellingen wijzen op een miniem verschil. In elke sector zien leiders zich genoodzaakt de mogelijke gevolgen van een Brexit onder ogen te zien en financiële misdaad en de bestrijding ervan zijn daarop geen uitzondering. Maar vanwege de uiterst gepolitiseerde aard van het debat kunnen maar al te gemakkelijk feiten over het hoofd worden gezien. Daarom wordt in dit artikel nagegaan, hoe een Brexit invloed kan hebben op het vermogen van het VK om financiële misdaad te ontdekken en te bestrijden: bestrijding van witwassen, omkoping en corruptie en de sancties daartegen.
Bestrijding van witwassen
De vierde EU-richtlijn tegen witwassen (4MLD) wordt van kracht in juni 2017. Dit kan tot zorgen leiden dat het VK na Brexit geen deel meer uitmaakt van deze richtlijn om het mensen moeilijker te maken om zwart geld wit te wassen via banken en andere gereguleerde rechtspersonen. De richtlijn is gericht op nader kritisch onderzoek van de op risico gebaseerde benadering, met name in situaties waar gewoon de nodige zorgvuldigheid kan worden betracht en van gereguleerde rechtspersonen wordt vereist meer te weten te komen over het geld dat ze in beheer hebben.
De 4MLD is een vervolg op de recente aanbevelingen van de 'Financial Action Task Force' (FATF), een intergouvernementeel orgaan dat beleid ontwikkelt en bevordert om witwassen en financiering van terrorisme te bestrijden. Het VK, de meeste lidstaten van de EU en zelfs de Europese commissie zijn lid van de FATF en daardoor gebonden aan zijn regels ter bestrijding van witwassen. Het VK moet dus nog steeds voldoen aan de eisen van de ATF, ongeacht of het lid blijft of eruit stapt.
In feite liep het VK vaak voorop in Europa met wetgeving tegen witwassen. In veel gevallen heeft het de EU-wetgeving 'van een gouden rand voorzien'. Het heeft bijvoorbeeld een benadering van alle misdrijven inzake het aanpakken van witwassen toegepast. Er is dus geen minimumniveau van gronddelicten, waaronder delicten niet hoeven te worden gemeld.
Het VK heeft reeds maatregelen die van kracht zijn om de transparantie inzake economisch eigendom van bedrijven te vergroten. De anticorruptie top in Londen van mei 2016 toonde de bereidheid van Brittannië om niet alleen de leiding te nemen in het opzetten van een openbaar register van economisch eigendom, maar ook om andere landen aan te moedigen hun eigen registers op te zetten. De EU-lidstaten Frankrijk en Nederland hebben zich verbonden aan het opzetten van eigen registers. Nu wordt van elk buitenlands bedrijf, dat eigendom wil kopen in de VK of biedt op overheidscontracten vereist publiekelijk zijn uiteindelijke economische eigenaar bekend te maken. Patrick Moulette, die aan het hoofd staat van de afdeling anticorruptie van de OECD noemde dit "een belangrijke stap in de goede richting". Het lijkt erop dat het VK de wetgeving en de politieke wil heeft om witwassen te bestrijden, ongeacht of het land al of niet van de EU deel uitmaakt.
Bestrijding van omkoping en corruptie
De EU legt zich toe op het vergemakkelijken van het delen van informatie tussen haar lidstaten. Als Brittannië de EU zou verlaten, maken sommigen zich zorgen, dat het niet langer informatie over verdenking van omkoping en corruptie vanuit de hele EU zou ontvangen, hetgeen het voor de autoriteiten van het VK moeilijker zou maken corruptie te ontdekken en er gepaste actie tegen te ondernemen. Zo schreef Andrew Simms van de denktank New Weather Institute in de Financial Times in januari 2016, dat oplossingen voor financiële misdaad "collectieve internationale actie vereisen, wat door een Brexit ernstig wordt ondermijnd".
Maar het is onduidelijk wat de EU te winnen heeft met het uitsluiten van het VK van het delen van informatie, omdat Europese landen ook baat hebben bij de bereidheid van het VK om informatie te verstrekken. Er is voor het VK reeds een precedent om informatie met andere niet EU-landen te delen. Regelgevers in de VS, het VK en Australië behoren tot degenen die samenwerken om bedrijven en individuen te onderzoeken die betrokken zijn bij beschuldigingen van omkoping door Unaoil om miljarden dollars aan overheidscontracten in het Midden-Oosten en Afrika veilig te stellen. Bovendien kondigde het VK bij de anticorruptie top in Londen in mei 2016 aan, dat het een nieuw internationaal anticorruptie coördinatiecentrum in Londen zal vestigen om met instellingen voor wetshandhaving in de VS, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Zwitserland te werken aan onderzoeken over de grenzen heen. De globale trend bij wetshandhaving is dat landen met elkaar informatie delen, niet achterhouden.
Het VK heeft een van de strengste wetten tegen omkoping ter wereld: de Bribery Act van 2010. De wet is ontstaan als gevolg van de anticorruptie conventie van de OECD in 1997 en zou ongewijzigd blijven, als het VK niet langer onderworpen is aan EU-wetgeving. De non-gouvernementele organisatie Transparency International omschrijft de wet als "internationaal één van de strengste wetgevingen tegen omkoping" en het lijkt dus onwaarschijnlijk dat Brittannië buiten de EU zal worden gezien als zwak bij het aanpakken van omkoping en corruptie.
Sancties en politiek prominente personen
Het meest voor de hand liggende gebied, waarop een Brexit van invloed zou kunnen zijn, zijn de verschillende strategieën die het VK en Europa zouden kunnen ontwikkelen. Hoewel verschillende landen vaak samenwerken om sancties op te leggen, tegen het zakendoen met bedrijven die in een bepaald land opereren, kunnen de voorwaarden van deze sancties heel verschillend zijn. Onlangs heeft de EU de sancties tegen Iran verzacht, terwijl de sancties van de VS strenger bleven. Dit betekende dat de handel van de EU betrekkingen met bedrijven in Iran begonnen te intensiveren, terwijl het land gesloten bleef voor de meeste bedrijven van de VS.
Beleidsmakers in het VK hebben in het verleden vrijstellingen verleend aan politiek prominente personen. Zo sluit bijvoorbeeld de 'Financial Services Bill' politiek prominente personen, zoals parlementsleden, uit van zorgvuldigheidsonderzoek inzake witwassen. Dit duidt op een afwijking van het EU-beleid, omdat het ingaat tegen wat in de vierde EU-richtlijn voorzien is die een meer uitgebreide definitie van 'politiek prominent persoon' vereist. Deze afwijking zou nog groter kunnen worden, als het VK niet langer onderworpen is aan EU-wetgeving.
Maar er is geen aanwijzing dat het VK en de EU totaal verschillende benaderingen zouden toepassen bij sancties tegen politiek prominente personen. Bovendien komt veel van het beleid inzake sancties voort uit resoluties van de VN, waaraan het VK nog steeds gebonden zou zijn, ongeacht zijn Europese status.
Het financieren van terrorisme
De wetten van het VK inzake de financiering van terrorisme vallen onder de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN). Het VK is aangesloten bij andere internationale conventies met betrekking tot terrorisme, waaronder de Conventie van Wenen, de Conventie van Palermo, de Conventie van de VN tegen corruptie en de Conventies van de VN ter bestrijding van terrorisme. Het VK is dus gebonden aan deze eisen. De VN is niet de enige intergouvernementele organisatie die sterk is gericht op het opsporen van geld ter financiering van terrorisme. De FATF ontwikkelt ook beleid op dit gebied, waaraan het VK en de meeste EU-lidstaten evenzeer gebonden zijn ongeacht de relatie van het VK met Europa. Als het VK de wet van de Europese Gemeenschap van 1972 herroept, zouden nieuwe wetten moeten worden aangenomen om juridische gaten die zijn ontstaan op te vullen. Dit zou sommige mensen kunnen verontrusten, omdat er een periode is waarin het VK wettelijk lam is en niet in staat is om op sommige gebieden actie te ondernemen. Maar volgens de wetgeving van het VK kunnen de autoriteiten, als er zorgen zijn omtrent terrorisme, doelen voor financiële sancties stellen, exportcontrole en andere controle op omschreven goederen toepassen. Er is dus geen enkele terrein, waarop het VK minder macht heeft om op te treden tegen het verdacht binnenkomen en uitgaan van geld gerelateerd aan terrorisme.
Een onzekere toekomst
Met het komende referendum waarover rivaliserende politici zo fel strijd voeren, kan het moeilijk zijn om uit te zoeken wat de werkelijke invloed van een Brexit zou zijn op het vermogen van het VK om financiële misdaad te bestrijden. Bovendien zouden veel details over, hoe een 'Brexit' er in de praktijk uit komt te zien alleen maar duidelijk worden als het land ervoor kiest om er uit te stappen.
Hoewel er een specifiek EU-beleid tegen financiële misdaad is, valt dit meestal onder of volgt op intergouvernementeel beleid, bijvoorbeeld van de VN, de FAFT en de OECD. Dit intergouvernementeel beleid blijft van toepassing op het VK, of het nu wel of niet in de EU zit. Het VK heeft ook een eigen wetgeving die van kracht is tegen financiële misdaad en dit loopt vaak voor op de Europese. David Cameron zette het VK neer als leider in de strijd tegen financiële misdaad door de anticorruptie top van Londen van mei 2016 te organiseren.
In een commentaar op de mogelijke uitkomst van de verkiezing van 23 juni zei professor Dan Hough, directeur van het anticorruptie centrum van de universiteit van Sussex: "Zoals met de meeste dingen met betrekking tot het Brexit-debat, is de invloed van een stem voor uitstappen op deze terreinen gehuld in onzekerheid. Enerzijds bieden EU-instellingen (van alle soorten) nuttige fora voor onofficiële samenwerking en coördinatie. Vertegenwoordigers van het VK kunnen een reeks onderwerpen buiten de agenda om bespreken met EU-collega's, en doen dat ook, maar als het VK de EU verlaat zal het onvermijdelijk de kansen om dit te doen beperken.
Er is echter geen reden om aan te nemen dat veiligheidsdiensten niet meer op dezelfde manier samenwerken als ze in het verleden deden. Veel van de relaties zijn bilateraal en thematisch en er is reden om aan te nemen dat die normaal doorgaan, ongeacht de stem voor een Brexit".
We weten slechts zeker wat het effect is van een Brexit op het vermogen van het VK om financiële misdaad aan te pakken, als het land op 23 juni voor uittreden stemt. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat het een belangrijk effect zal hebben op het vermogen van het VK om financiële misdaad te bestrijden.